Sportjournalist Jan Willem Spaans verruilde onlangs zijn geliefde Amsterdam in voor een nieuw avontuur aan de oevers van de IJssel. Een keuze die wij natuurlijk alleen maar aanmoedigen. Toch gaat de inburgering in de Deventer koekstad niet geheel zonder slag of stoot. Jan Willem Spaans bespreekt iedere maandag wat hem opvalt als ‘nieuwe Deventenaar’.
Ode aan de Heks
Sommige dingen interesseren mij niet. Kleding koop ik met simpele voorwaarden: functioneel, onopvallend en bij voorkeur enigszins planeetvriendelijk gemaakt. Al moet ik bekennen: dat laatste is geen harde eis – door amper iets te kopen draag ik sowieso wel bij. Als de eigenaars van Deventer kledingzaken voor het zeggen hadden wie hier wel of niet mag komen wonen, zouden ze mij als eerste buiten de stadsmuren smijten. Modehuizen hebben aan mij ongeveer zoveel als kappers aan Erik ten Hag, of Thierry Baudet aan onderbouwde wetenschap. Huisinrichting: nog zoiets. Wie met mij samenwoont, krijgt de vrije hand terzake. Natuurlijk moet een huis spullen hebben, maar zolang er gordijnen hangen die het licht goed buitenhouden, ben ik niet de menssoort die zijn geluk erin vindt om die exemplaren te vervangen voor nieuwe in een kek kleurtje.
Consequent ben ik niet. Een mens hoeft van mij niet mooi aangekleed door het leven te gaan. Een huis ook niet, maar een stad wél. Doorleefd, dat vind ik mooi. In het museum in de Waag kun je dat zo mooi zien. Je vindt er beeltenissen van de Brink, eeuwenoud. Ik loop over het plein en zie een boerenknul voor me, een kruiwagen vol aardappels met zich meeslepend, bestemd voor verkoop op de markt. Gerooid ergens op een naburige akker, na een wandeltocht van vier kilometer door de bittere winterkou. Ze worden wat meewarig bekeken door twee keurig gesoigneerde heren, getooid in bolhoed en een lange jas. Er steekt een forse sigaar uit hun hoofden. Gezanten van koning Willem I. Ze controleren de belastingen. Ik doe mijn ogen open en op hetzelfde plein is de tijd tweehonderd jaar verder gesprongen. Er hoeft niemand meer te slepen, belastingcontroles gebeuren machinaal en bolhoeden draagt geen mens nog. En toch is het hetzelfde plein.
Wat dat betreft heb ik geen klagen. Nooit gehad ook. Hiervoor heb ik altijd in Amsterdam gewoond, waar de geschiedenis ook op de meeste straathoeken nog leeft. Mijn studentenjaren waren in Ayr, een Schots pendelstadje gezegend met een schitterend Victoriaans centrumpje én een imponerende kustlijn. Niet alles was er mooi, maar er werd wél echt geleefd. Dat is in Deventer niet anders. Het is even wennen geweest. Mensen letten hier op elkaar, in zowel de fijne als de vervelende zin van het woord. Een buurman kwam mijn verloren sjaal heel lief terugbrengen, maar op drukke uitgaansavonden is het hier een octaaf agressiever dan ik gewend was.
Essentieel voor een goede stad om te wonen: één café van de buitencategorie. Liever één geweldige kroeg dan twintig goede. Voorwaarden: ingericht met lak aan conventies, een fijn biermerk uit de kraan, een mooie drankkaart en wat te snaaien, bezocht door publiek van zo divers mogelijk pluimage. De kroegjes in Deventer situeren zich bijna allemaal op of rond de Brink. Stuk voor stuk zijn ze vriendelijk. Aardige bediening is hier nog een gegeven in plaats van een extraatje, waarvoor hulde. Maar als plekken zijn er veel inwisselbaar, zeker de wat hippere zaken zou je moeiteloos voor je zien in een andere middelgrote Nederlandse stad. Alkmaar, Delft, Heerlen.
Net achter het plein zit mijn lievelingshaven. Bij De Heks valt de geschiedenis van de muren. Je telefoon heeft er meestal niet echt bereik. Je bepaalt er zelf welk jaar het is: 2022 of 1822, zo u wenst. De bloeddruk is er laag. Muziek op het juiste volume. Groepen bespreken de week, eenlingen lezen de krant. Het is er rustig. De bediening is attent maar niet opdringerig. Er staat van alles op de kaart, maar eigenlijk zit iedereen aan een lekker glas bier tevreden te wezen en blij te zijn dat ‘het weer mag’.
Een stad zonder stamkroeg is geen thuis. Ayr: The Tree House. Amsterdam: De Gouden Florijn. Deventer: De Heks. Hopelijk zwaait haar bezem nog vele jaren de scepter!

Wie is Jan Willem Spaans?
Jan Willem Spaans is 26 jaar. Hij werkt als freelance verslaggever voor verschillende media, en verhuisde recent van Amsterdam naar Deventer. Hier komt Jan Willem een jaar lang de verrichtingen van Go Ahead Eagles volgen, om er uiteindelijk een boek over te schrijven. Hij heeft er in het verleden meer geschreven, allemaal met voetbal als thema. Op deze plek kan hij al zijn verwondering, verbijstering en vertedering kwijt voor het Deventer leven – deze column verschijnt iedere maandag!
Alle columns van Jan Willem lezen? Klik dan hierrr!